Blog: Onderwijs: de basis voor welvaart en welzijn van een land?

In het boek An essay on the Principle of Population (1798) stelt Thomas Malthus dat armoede definitief is. Negentig procent van de bevolking leeft duurzaam in ellende omdat het volk, zodra de welvaart enigszins stijgt, direct gevolg geeft aan haar oerdrift tot voortplanting zodat de toename van de populatie weer zorgt voor het afzakken naar het lagere welstandsniveau. Dit algemeen aanvaarde economische principe leidde in Engeland zelfs tot het aannemen van wetgeving om liefdadigheid in te perken omdat dit toch slechts uitstel van executie betekende. Elke loonstijging veroorzaakt in deze theorie nieuwe armoede. Charles Dickens schreef in 1843 in A Christmas Carol een aanklacht tegen deze, in zijn ogen, barbaarse denkwijze waarmee kapitalisten van de industriële revolutie hun vrekkige gedrag vergoelijkten.

In de wetenschap was het de eerste moderne econoom Alfred Marshall die aantoonde dat armoede bestreden kon worden met scholing. In tegenstelling tot Marx ging hij wel de fabrieken in en zag de verschillen in beloning tussen werknemers met en zonder opleiding. Hij legde aan het eind van de 19de eeuw het verband tussen productiviteit, opleiding en persoonlijk inkomen van de arbeider en schaalde dit op naar het landsniveau. Zijn ideeën betekenden een paradigmaverschuiving en hebben in de 20ste eeuw bewezen dat ontwikkelingseconomie op zowel ontwikkelingslanden als ontwikkelde landen zeer veel invloed heeft en vooral via de lijn van het onderwijs loopt.

Vandaag de dag lijkt dat idee nog onomstreden al moet worden gezegd dat niet elke euro die in onderwijs wordt gestopt dezelfde multiplier kent. De euro’s die in basisvaardigheden worden geïnvesteerd lijken welbesteed maar naar mate het onderwijs vordert nemen de verschillen tussen effectieve vormen van onderwijs en de minder productieve scholing toe. Kinderen die via ophokplicht gedreven lessen leren voor de werkeloosheid zullen weinig rendement ervaren van de tienduizenden euro’s die in hun ontwikkeling zijn gestopt.

Daarom pleit ik voor een Onderwijs Impactscore, waarbij onderwijsgeld wordt gerelateerd aan de mate van effectiviteit van de opleidingseuro’s. Dat de maatschappelijke effecten zichtbaar worden gemaakt van opleiding A, B en C. Dit kan zowel voor MBO, HBO als WO. Bedenk daarbij dat in de huidige tijd een nieuwe verschuiving in het denken plaats vindt. De 19de eeuw oversteeg de industriële revolutie het agrarisch produceren. In de twintigste eeuw kwam daar het informatietijdperk overheen. En de 21ste eeuw zal bekend worden om het Ideeën Tijdperk waar de creatie van nieuwe ideeën uitstijgen boven bezit van productiefaciliteiten. De huidige koplopers in waardecreatie zijn groot geworden door het creëren van megamarktplaatsen en data-gedreven concepten. Opleiding zal langs deze paden van ontwikkeling de grootste multiplier geven in opleidingsrendement.